EEN DRUKKE WEEK

Deze week veel overleg in Den Haag. Enkele keren naar minister Eurlings en ook nog een bezoek aan de Eerste Kamer door de leden van Provinciale Staten. Er zullen gesprekken met de kamerleden plaatsvinden en uiteraard zal er een wervend verhaal over Flevoland worden gehouden. Donderdag een PS vergadering en nog een televisie-optreden in “Over Flevoland gesproken” met Jeroen van der Laan.

Afgelopen week stond er in Binnenlands Bestuur (weekblad) een interview met mij:
‘Tweede Kamer heeft geen idee wat er op Europees niveau allemaal gebeurt’
Gedeputeerde Dijksma van Flevoland hekelt als scheidend voorzitter van de Commissie Economisch en sociaal beleid van het Comité van de Regio’s het ontbreken van een Nederlandse lobby in Brussel. ‘De Tweede Kamer laat het het meest liggen.’

De zuidelijke landen weten door een goede lobby veel meer te profiteren van Europa dan Nederland. ‘Het is hard nodig dat wij in een vroeg stadium de samenwerking coördineren op belangrijke thema’s’, zegt Harry Dijksma.

Na twee jaar neemt gedeputeerde Dijksma (Flevoland) deze week afscheid als voorzitter van de Commissie Economisch en sociaal beleid (Ecos) van het Comité van de Regio’s. Opgeteld met het vice-voorzitterschap dat hij in die periode daarvoor bekleedde, is Dijksma vier jaar bestuurlijk actief geweest in dit onderdeel van het Comité van de Regio’s. Het leverde hem behalve veel schampere opmerkingen aan zijn adres – ‘o, ga je weer lekker eten in Brussel’ – vooral het inzicht op dat de mediterrane landen veel alerter zijn op de kansen die Europa biedt dan Groot-Brittannië, Zweden en vooral Nederland.

‘In die zuidelijke landen vindt in een vroegtijdig stadium een gecoördineerde aanpak rondom nieuwe Europese wetgeving plaats. Daar kunnen wij heel veel van leren. Neem Frankrijk. Dat organiseert, zogauw er sprake lijkt te zijn van de ontwikkeling van nieuwe Europese regels, conferenties waarbij ze tout le monde uitnodigen: hoogleraren, het zakenleven, politici. En aan het eind wordt dan keurig een declaratie opgesteld die als standpunt wordt ingebracht in het wetgevingsproces’, zegt hij.

Tot zijn grote ergernis constateert Dijksma dat de Tweede Kamer pas in actie komt als wetsvoorstellen er liggen. ‘Heel laks. Wij doen pas wat in de termijn van zes weken na de vaststelling. Dan toetsen we de wetgeving op subsidiariteit. Achteraf dus, hetgeen betekent dat je alleen nog “ja” of “nee” kan zeggen. Wil je met je “nee” iets bereiken, dan zul je medestanders moeten zien te vinden. Als we echt invloed willen hebben, zullen we veel meer aan de voorkant van het proces moeten gaan zitten. Een voorbeeld? We hadden kunnen bewerkstelligen dat met de normen voor fijn stof meer rekening was gehouden met dichtbevolkte gebieden als Nederland. Nu zijn de regels voor alle gebieden even streng’, zegt hij.

Zo had Nederland op het vlak van de herstructurering van de economie, meer uitzonderingsregels kunnen laten vaststellen. Andere landen deden dat wel, waardoor dezelfde subsidies die men daar kan verstrekken in Nederland worden aangemerkt als verboden staatssteun.

Ongeoorloofd

Het grotere voordeel dat andere landen met enige regelmaat behalen in Brussel, is volgens Dijksma vooral het gevolg van een breed gevoerde lobby. ‘Maar lobbyen wordt in Nederland als iets ongeoorloofds gezien. Het wordt meteen in verband gebracht met integriteit, alsof dat haaks op elkaar staat. Als je het maar transparant doet, is er niets mis mee. Maar het calvinistische gevoel zit ons wat dat betreft in de weg’, zegt hij.

Dijksma is door zijn commissievoorzitterschap tot het inzicht gekomen dat in Nederland moet worden begonnen aan een afstemming rondom onderwerpen die voor ons land van belang zijn. In eerste instantie kijkt hij dan naar de Tweede Kamer. ‘Die laat het het meest liggen waar het over Europa gaat. Europese parlementariërs mogen één keer per jaar als backbenchers aanschuiven in de Tweede Kamer. En als je ziet hoeveel Kamerleden dan verstek laten gaan….’, verzucht Dijksma. ‘De Tweede Kamer is er gewoon niet mee bekend wat er op Europees niveau gebeurt, terwijl het zó van invloed is op ons beleid.’

Ook bij de decentrale overheden is een wereld te winnen. Dijksma kan dat met voorbeelden dicht bij huis staven. ‘Als het in de Staten van Flevoland over Europa gaat, lijkt het net of het over iets heel anders gaat dan als het over Den Haag gaat. Ik bedoel, Brussel wordt als een andere dimensie ervaren als Den Haag. Beiden zouden gelijk moeten zijn. Men zou in beide lagen contacten moeten hebben. Het netwerk ligt er: we hebben in Brussel onze Europarlementariërs, het Huis der Provincies en het Huis van de G4 en in Den Haag hebben we Europa Decentraal.’

In eigen huis legt Flevoland een steviger basis voor een meer op Brussel gericht beleid: er worden in het provinciehuis twee mensen (anderhalf fte) extra aangesteld. Een verdrievoudiging. ‘We hadden er één’, zegt Dijksma. De drie krijgen met name een verbindingsrol: benutten en versterken van het netwerk en de contactmogelijkheden die er liggen.

Het ware volgens Dijksma beter als heel Nederland een voorbeeld zou nemen aan landen waar men de handen ineen slaat, netwerken gebruikt tussen Europarlement en nationale volksvertegenwoordiging. ‘Nee, daar hoeft geen commissie voor te worden opgericht. Het gaat om de houding, de basishouding.’

Jaargang: 2008, aflevering 09, pagina 07
Auteur: Hans Bekkers (met dank aan Binnenlands Bestuur)

About Harry

Retired Provincial Minister and Banker.
This entry was posted in Uncategorized. Bookmark the permalink.

Comments are closed.